Mechanische en
elektrische sonderingen
Er zijn verschillende sondeertechnieken mogelijk afhankelijk van het type sondeerconus.
- Mechanische sondering (CPTM)
- Elektrische sondering (CPTE)
- Elektrische sondering met opmeting van de poriënwaterspanning (CPTU)
Op basis van deze metingen worden er allerlei grondmechanische parameters bepaald en kan de grondsoort afgeleid worden.
Deze waarden worden dan verder gebruikt om het type funderingen af te leiden.
Sonische
integriteitstesten (SIT)
Het sonische doormeten van funderingspalen is een snelle en eenvoudige manier om belangrijke gebreken in de paalschacht vast te stellen. Door middel van een slag op de paalkop wordt een trilling geïntroduceerd aan het beton van de funderingspaal die zich doorheen de paal voortplant. Bij eventuele gebreken wordt een deel of de volledige trillingsgolf gereflecteerd naar de paalkop waar zij wordt geregistreerd door middel van een versnellingssensor.
Door het signaalverloop uit te zetten in functie van de tijd, kan een indicatie gegeven worden van de diepte waarop eventuele gebreken zich voordoen.
Op deze manier kunnen tijdig breuken, barsten, insnoeringen of uitstulpingen worden vastgesteld in schroef-, boor-, en heipalen.
Statische- en
dynamische plaatproeven
Een plaatbelastingproef of gewoon een plaatproef heeft tot doel de nodige gegevens te verkrijgen voor het beoordelen en controleren van het draagvermogen van de grond, ophoging of wegstructuur.
Bij deze proef wordt een stijve plaat met een bepaalde oppervlakte (200 cm², 750 cm²) of diameter (75 cm – Westergaard) met een hydraulische vijzel in stappen belast.
Bij iedere belastingtrap wordt de zakking van de stijve plaat ten opzichte van de grond of wegstructuur gemeten.
Aan de hand van deze zakking/zetting kan de kwaliteit van de verdichting of aanvulling worden beoordeeld of de elasticiteit van de ondergrond worden bepaald.
Percolatie-
of infiltratietest
Kennis omtrent de doorlatendheid van de bodem is belangrijk om na te gaan of de bodem geschikt is voor de infiltratie van regenwater of gezuiverd afvalwater.
Om de doorlatendheid van de ondergrond te kennen, kan er een percolatietest (of een infiltratietest) uitgevoerd worden.
Er bestaan verschillende in-situ manieren om dit te bepalen:
Hooghoudt-methode
- Boorgatmethode voor verzadigde bodems
- Tot een bepaalde diepte onder het grondwaterpeil wordt een gat geboord. Eens het grondwater terug op zijn oorspronkelijke peil staat, wordt het water weggepompt waarna met een vlotter wordt bepaald hoe snel het waterniveau stijgt.
- Omgekeerde boorgatmethode voor onverzadigde bodems.
- In dit geval wordt er water in het boorgat gepompt en na verzadiging van de bodem wordt bepaald hoe snel het waterniveau daalt.
Dubbele ringinfiltrometer
- Deze methode wordt gebruikt om de doorlatendheid van de oppervlakkige grondlagen te bepalen.
- De dubbele ringinfiltrometer bestaat uit 2 ringen met een verschillende diameter die in elkaar staan. Deze ringen worden deels in de grond gedrukt en deels met water gevuld. Het water uit de buitenste ring doet dienst als een soort buffer om te zorgen dat het water in de binnenste ring quasi enkel verticaal infiltreert.
- De doorlaatbaarheid van de bodem kan ook bepaald worden met behulp van een peilbuis. Na het leegpompen van de peilbuis, wordt de stijgingssnelheid van het grondwater opgemeten.
De gemeten waarden worden vertaald in een doorlatendheidsfactor van de verschillende lagen.
Boringen
en peilbuizen
Boringen worden uitgevoerd met verschillende doeleinden:
- Bepalen van de aard van de ondergrond (zand, klei,…) met een visuele beschrijving
- Uitvoeren van laboratoriumproeven met het oog op het verkrijgen van informatie betreffende de grondsoort en grondmechanische parameters
- Nagaan van de aanwezigheid van verontreinigende stoffen.
Grondstalen kunnen op 2 manieren worden ontnomen afhankelijk van het doel van het onderzoek:
- Bij een geroerde staalname wordt het bodemprofiel verstoord tengevolge van de gebruikte boortechniek.
De stalen worden gebruikt voor het bepalen van de fysische eigenschappen en de aard van de ondergrond (zand, klei, leem…), milieuparameters (aanwezigheid van verontreiniging met zware metalen, PAK,…) of bepaalde grondmechanische proeven (korrelgrootteverdeling, watergehalte,…) - Bij een ongeroerde staalname wordt een grondmonster ontnomen zonder het grondprofiel te verstoren.
Dergelijke staalname wordt toegepast met het oog op het onderzoeken van de grondmechanische eigenschappen waarbij de grond niet ‘geroerd’ mag zijn zoals bijvoorbeeld voor de bepaling van volumegewichten, triaxiaalproeven, samendrukkingsproeven,….
Na het uitvoeren van een boring kan een peilbuis geplaatst worden in het boorgat. Een peilbuis is een buis gemaakt uit HDPE of PVC met een geperforeerd gedeelte (filter) en heeft een diameter van 32 of 50 mm.
Een peilbuis wordt gebruikt voor het bepalen van de grondwaterstand en de opvolging van het grondwaterpeil gedurende een langere periode maar kan ook gebruikt worden voor grondwaterstaalname om de verontreinigingstoestand van grondwater na te gaan.